4. LEVEN, GELIJKENISSEN EN WONDEREN VAN JEZUS


4.8 EEN ZONDELOOS LEVEN

 

 1 . Welke getuigenis wordt er van Christus’ aardse leven afgelegd?

1 Petrus 2: 22  die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; 

 

 2 . Wat is waar van alle andere leden van het mensengeslacht?

Romeinen 3: 23  Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, 

 

3 . Met welke vraag daagde Christus Zijn vijanden uit?

Johannes 8: 46 Wie van u overtuigt Mij van zonde? Als Ik waarheid spreek,  waarom gelooft gij Mij niet? 

 

4 . Tot hoe ver stond Christus aan verleiding bloot?

Hebreeën 4: 15 Want wij hebben geen hogepriester,  die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht, doch zonder te zondigen.

 

5 . Aan welke natuur had Christus deel, terwijl Hij mens was?

Hebreeën 2: 14  Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen.

 

6 . Tot op welke hoogte had Christus aandeel aan onze gewone menselijkheid?

Hebreeën 2: 17  Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouwe hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. 

 

7 . Waar veroordeelde God, in Christus, de zonde, en behaalde voor ons de overwinning over verleiding en zonde?

Romeinen 8: 3 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft,  door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeelt in het vlees, 

 

8 . Door welke kracht leidde Christus het volmaakte leven?

Johannes 14: 10  Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is ? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken.

 

9 . Welke onzelfzuchtige doel had Jezus altijd vóór zich?

Johannes 6: 38  Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen , maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.